Configuratie van besturingssysteem
De Windows-map is de map met Windows-toepassingen, initialisatiebestanden en Help-bestanden. Met de functie GetWindowsDirectory wordt het pad naar deze map opgehaald.
De systeemmap is de map die dynamische koppelingsbibliotheken, stuurprogramma's en lettertypebestanden bevat. Met de functie GetSystemDirectory wordt het pad naar deze map opgehaald.
De functie GetUserName haalt de naam op van de gebruiker die momenteel is aangemeld bij het systeem. De gebruikersnaam is de aanmeldingsnaam of de volledige naam van de gebruiker, als de laatste is opgenomen in het register.
Een omgevingsvariabele is een symbolische variabele die een element van het systeem vertegenwoordigt, zoals een pad, een bestandsnaam of andere letterlijke gegevens. De omgevingsvariabele PATH vertegenwoordigt bijvoorbeeld de mappen waarin moet worden gezocht naar uitvoerbare bestanden. Wanneer een gebruiker zich aanmeldt, initialiseert het systeem omgevingsvariabelen op basis van de omgevingssectie van het register. De functie ExpandEnvironmentStrings haalt de waarden van opgegeven omgevingsvariabelen op.
Aanvullende informatie wordt verstrekt door de IADsADSystemInfo interface.