Grafische objecten
De pen, penseel, bitmap, palet, regio en pad die aan een DC zijn gekoppeld, worden de grafische objecten genoemd. De volgende kenmerken zijn gekoppeld aan elk van deze objecten.
Afbeeldingsobject | Gekoppelde kenmerken |
---|---|
Bitmap | Grootte, in bytes; afmetingen, in pixels; kleurnotatie; compressieschema; enzovoort. |
Borstel | Stijl, kleur, patroon en oorsprong. |
Palet | Kleuren en grootte (of aantal kleuren). |
Lettertype | Typeface name, width, height, weight, character set, enzovoort. |
Pad | Vorm. |
Pen | Stijl, breedte en kleur. |
Regio | Locatie en dimensies. |
Wanneer een toepassing een DC maakt, wordt in het systeem automatisch een set standaardobjecten opgeslagen (er is geen standaard bitmap of pad). Een toepassing kan de kenmerken van de standaardobjecten onderzoeken door de functies GetCurrentObject en GetObject aan te roepen. De toepassing kan deze standaardwaarden wijzigen door een nieuw object te maken en dit te selecteren in de domeincontroller. Een object wordt geselecteerd in een DC door de functie SelectObject aan te roepen.
Een toepassing kan de huidige kwastkleur instellen op een opgegeven kleurwaarde met SetDCBrushColor.
De functie GetDCBrushColor retourneert de dc-kwastkleur. De functie SetDCPenColor stelt de penkleur in op een opgegeven kleurwaarde. De functie GetDCPenColor retourneert de DC-penkleur.